Il fait sombre.

Qu’est-ce qui est sombre ?

Qu’y a-t-il dans l’obscurité ?

On voit comme des petites lumières.

Est-ce qu’on imagine cette lumière ?

Peut-on faire confiance à nos yeux ?

J’entends une voix.

Pourquoi est-ce que je ne la comprends pas ?

L’entendent-ils aussi ?

Je sens une tension dans mon corps.

Pourquoi est-ce que je sens cette tension ?

Se préoccupent-ils de cette sensation ?

Je veux savoir.

Est-ce que tout le monde a vu la même chose ?

Entendu ? Senti ?

Peut-on répondre à mes questions ?

J’ai peur.

Pourquoi est-ce que je ne trouve pas de réponse

à mes questions ?

Pourquoi ai-je peur de l’inconnu ?

Certaines questions que l’on se pose trouvent difficilement réponse. Ou bien chacun y donne une explication différente, ou bien c’est un sentiment d’ignorance qui nous bloque. Le fait que chacun vive son expérience personnelle et singulière contribue à ce silence.

Un des sujets les plus compliqués, c’est le terme obscurité . Chacun se fait sa propre idée de l’obscurité et y voit des choses différentes. C’est de cette confusion que Sarah Vanhee – et quelques enfants – s’est servie afin de dévoiler ce qui pourrait se cacher dans le noir.

Dès notre entrée en salle, sans que tout le monde ne soit encore présent, on ressent immédiatement cette tension opérer. Seuls trois projecteurs sont dirigés vers le public : ils s’éteindront quand tout le public sera installé. On ne voit donc rien. On ne ressent que le doute de ce qui va survenir.

Soudain, des mots apparaissent à l’écran. Des questions et des réponses hypothétiques s’enchaînent. Le temps manque pour que nous ne formulions nos propres projections. Ou plutôt n’avons-nous seulement le temps que d’admettre que nous ignorons les réponses.

Par la suite, de petites lumières apparaissent et se mettent à bouger sur scène. De plus en plus de scintillements qui évoluent de part et d’autre de la scène. Pas de structure véritable. Seulement des lumières, jusqu’à ce que quelqu’un formule quelque chose d’étrange. Très brièvement. Était-ce vraiment dans le spectacle ou était-ce un pur hasard ?

Personne ne sait véritablement ce qu’il s’est produit. Mais la chose se reproduit et on constate alors qu’il s’agit d’un langage. Une langue qui nous est totalement inconnue, intrigante. Nous voulons savoir ce qui est dit.

De courtes phrases apparaissent à nouveau à l’écran. Il se passe quelques minutes avant que je remarque qu’il s’agit de la traduction de cette langue étrange que nous entendons. Ces sons, mêlés à ceux de l’ambiance, forment une sorte de mélodie entêtante. Les protagonistes jouent avec des pierres comme, lorsque enfants, nous jouions aux barbies . Et tandis que les créatures évoluent sur scène, parlant et chantant, nous découvrons une vie que nous ne connaissons pas.

Tout au cours de la représentation, une seule question me poursuit : « Qu’est-ce que j’ai vu au juste ? » Et c’est seulement après les applaudissements adressés aux enfants que je reviens à la réalité. Un des enfants doit d’urgence aller aux toilettes et un autre suffoque dans ses vêtements noirs.

Si leurs questions ont trouvé réponses dès qu’ils ont retrouvé le chemin des coulisses, les miennes par contre me poursuivent jusqu’à la maison. Et une question en particulier occupe mes pensées : qu’y a-t-il dans le noir ?

Anaïs a écrit ce texte après avoir suivi la répétition générale de Unforetold, de Sarah Vanhee, au KVS, durant le Kunstenfestivadesarts 2018.

Pour lire davantage de textes rédigés par les YAR, rendez-vous sur leur blog .

Het is donker.

Wat is donker?

Wat is er in het donker?

Ik zie lichtjes.

Beelden wij ons dat licht in?

Vertrouwen we onze eigen ogen?

Ik hoor een stem.

Waarom begrijp ik het niet?

Horen zij het ook?

Ik voel de spanning door mijn lichaam.

Waarom voel ik die spanning?

Zorgen zij voor dit gevoel?

Ik wil weten.

Heeft iedereen hetzelfde gezien?

Gehoord? Gevoeld?

Worden mijn vragen beantwoord?

Ik ben bang.

Waarom vind ik geen antwoorden

op mijn vragen?

Waarom heb ik schrik voor het onbekende?

Sommige vragen die wij onszelf stellen, zijn moeilijk te beantwoorden. Ofwel heeft iedereen er een andere uitleg voor, ofwel weten we het gewoon niet. Zijn er geen feiten om deze vragen te beantwoorden omdat iedereen iets anders ervaart. Een van die moeilijke onderwerpen is de term ‘donker’. Iedereen legt donker verschillend uit en ziet iets anders in donker. Daarvan maakte Sarah Vanhee gebruik om samen met enkele kinderen te tonen wat er zou kunnen schuilen in het donker.

Bij het binnengaan van de zaal zijn we met niet zoveel mensen en we voelen al meteen de spanning oplopen. Enkel 3 spots zijn gericht op het publiek. Wachtend tot iedereen zit om opnieuw uit te gaan. We zien niets, we horen niets, we voelen enkel de onwetendheid over wat er komen zal.

Plots verschijnen er woorden op een scherm. Vragen en mogelijke antwoorden wisselen elkaar af, er is geen tijd om na te denken over wat we exact zouden antwoorden. Of eerder, we krijgen enkel de tijd om te beseffen dat we eigenlijk het antwoord niet weten.

Plots verschijnen er kleine lichtjes die over het podium bewegen. Steeds meer kleine lichtjes die van de ene kant van het podium naar de andere gaan. Geen vaste structuur, maar gewoon bewegende lichtjes. Tot er iemand iets raars zegt. Enkele seconden maar. Zou dat in de voorstelling zitten of is dit puur toeval? Niemand die weet wat er precies aan het gebeuren is. Wanneer er vaker zulke geluidjes komen hebben we pas door dat het een taal is. Een taal die wij niet begrijpen, maar die ons wel intrigeert. We willen weten wat er wordt gezegd.

De korte zinnen flitsen weer over het scherm. We zijn alweer enkele minuten verder wanneer ik me realiseer dat die woorden de perfecte vertaling zijn van het rare taaltje. Ze vormen, samen met het achtergrondgeluid, een melodie die in ons hoofd blijft. Het zijn personages, stenen personages. Ze spelen met stenen zoals wij vroeger met barbiepoppen speelden. Ze vertellen hoe het is om zoals hen te leven terwijl ze met hun stenen spelen. Terwijl ze dwalen over het podium, pratend en zingend, komen we steeds meer te weten over een leven dat wij niet kennen.

Doorheen de hele voorstelling blijft er eigenlijk maar één vraag door mijn hoofd spoken “Wat heb ik nu net eigenlijk gezien?”. Wanneer de kinderen hun applaus in ontvangst hebben genomen, kom ik pas terug in de realiteit. Een van de kinderen moet dringend naar toilet en de andere had het veel te warm in zijn zwarte kleren. Hun vragen worden meteen beantwoord wanneer ze terug in de coulissen verdwijnen, maar mijn vragen blijven mij zelfs thuis nog achtervolgen. Er is één vraag die de hoofdrol speelt in mijn gedachten: Wat zit er in het donker?